Aan de dikke Van Dale Online zijn dit voorjaar 999 nieuwe woorden toegevoegd. De nieuwelingen klimsparen, digivaardig, researchjournalistiek, sjoemelsoftware, wildplukken komen me vertrouwd voor. Maar quinoakut, decolletéportemonnee, heppiedepeppie, hieperdepieper en testosteronman? Zijn dit echt veelvoorkomende nieuwe woorden of is er met deze woorden iets anders aan de hand?
Wanneer haalt een nieuw woord het woordenboek? “… als de redactie dat woord gedurende langere tijd (ongeveer drie jaar) regelmatig aantreft in het schriftelijk algemeen taalgebruik.” vermeldt de Van Dale-website.
In 2005 had ik de eer met een woord in de Van Dale te worden opgenomen. Dat woord – jip-en-janneketaal – stamt uit 1988 en het duurde zeventien jaar voor het in Van Dale kwam. Nu drie taalkundigen, waaronder hiphopfan Vivien Waszink, berekenden dat de nederhoppers van Zo Moeilijk een grotere woordenschat hebben dan de schrijvers Harry Mulisch en Ilja Pfeijffer gaat dit veel sneller. Bashen, battelen, boner, chickie, chillen, chimeid, dissen, fissa, fittie, fucken, skeer, swag, twerken zijn in recordtempo Van Dale woordenboekwoorden geworden. Straattaal, maar nu ook goed Nederlands blijkbaar.
Hoofdredacteur Ton de Boon – ook bekend van swaffelen, zijn woord van het jaar 2008 – leest kennelijk regelmatig hiphopteksten. En ook andere teksten. Vorige maand verscheen van hem De taal der liefde. Literair woordenboek van seks en erotiek.
Voor nieuwe woorden lijkt voor Van Dale de norm: halen we er de krant en DWDD mee? Terecht concludeert dan ook ene Janno op Twitter: Van Dale wordt irrelevant door populistisch gedrag.